De Onderzoeksraad geeft met het boek ‘Veiligheid in perspectief’ voor het eerst een
overzicht van de ruim zestig onderzoeken (en tweehonderd kleinere onderzoeken) die de
Raad sinds zijn oprichting in februari 2005 heeft verricht. In het boek wordt de balans
opgemaakt: waar is veiligheidswinst te boeken en wat valt er te leren uit het verleden?
Acht jaar onderzoek heeft het beeld opgeleverd dat er in ons land op het gebied van
veiligheid veel bereikt is. Tegelijkertijd is behoud van het verworven veiligheidsniveau
geen vanzelfsprekendheid. In het boek beschrijft de Raad per maatschappelijke sector
welke tekortkomingen hij in de afgelopen jaren heeft waargenomen. De Raad kent in dat
verband de volgende zorgen:
‐
De Raad ziet dat in diverse sectoren sprake is van verregaande specialisatie en
arbeidsdeling. Hoewel specialisatie ook veel goeds heeft gebracht, mag die niet leiden
tot een gefragmenteerde aandacht voor veiligheid, waarbij niemand de
verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het geheel neemt. Uit onderzoek in de
bouwsector bleek bijvoorbeeld dat het ontbreken van een integrale veiligheidsaanpak
heeft geleid tot ernstige ongevallen, zoals het instorten van een vloer van de B-Tower
in Rotterdam en van het dak van het stadion van FC Twente in Enschede.
‐
De Raad vindt dat degene die opdracht geeft een potentieel gevaarlijke handeling te
verrichten, zich ervan moet verzekeren dat de opdrachtnemer zijn opdracht zo veilig
mogelijk uitvoert. Dat geldt zowel voor publieke organisaties (zoals overheden die
concessies verlenen voor het openbaar vervoer) als private organisaties (zoals
opdrachtgevers in de chemische industrie). Het feit dat opdrachtgevers daartoe niet
altijd wettelijk verplicht zijn, doet wat de Raad betreft geen afbreuk aan die
verantwoordelijkheid.
De Raad meent dat bedrijven en instellingen recht hebben op goed geëquipeerde
toezichthouders die hen kunnen ondersteunen in hun systematische zorg voor
veiligheid, en die de ‘rotte appels’ aanpakken. Gezien de stand van de
overheidsfinanciën en de economische vooruitzichten, zijn verdere bezuinigingen op
toezichthouders niet uitgesloten. De Raad ziet die met zorg tegemoet.
In economisch slechte tijden zijn bedrijven doorgaans minder geneigd te investeren in
onderhoud en veiligheidsmaatregelen, waardoor de veiligheid in het geding kan
komen. Bedrijven realiseren zich nog te weinig dat investeren in veiligheid ook juist
verstandig kan zijn vanuit bedrijfseconomisch perspectief.
Het realiseren van een duurzaam veilige samenleving vereist voortdurende waakzaamheid
en bereidheid tot verbetering te komen als daartoe aanleiding is. De Raad zal daarom ook
in de komende jaren aandacht vragen voor veiligheid. Vanzelfsprekend gaat die aandacht
uit naar de transportsectoren en in het bijzonder het wegverkeer. De jarenlang dalende
trend in het aantal verkeersdoden lijkt namelijk te stagneren en het aantal ernstig
verkeersgewonden neemt zelfs toe. Naast deze blijvende aandacht voor
transportveiligheid ziet de Raad aanleiding zich extra in te spannen op vier terreinen:
bouw, gezondheidszorg, industrie en digitale veiligheid. Zo ziet de Raad mogelijkheden
om de veiligheid in de gezondheidszorg te verbeteren. Onderzoek maakt duidelijk dat
ziekenhuisorganisaties nu nog moeite hebben gestalte te geven aan de uitgangspunten
van goede veiligheidszorg, zoals transparantie van de organisatie, collegialiteit in het
delen van informatie en het veilig melden en systematisch leren van incidenten.